Peter Berger       Het Vaderland


                           Over Peter Berger                                           

       

 
              HET VADERLAND, ZATERDAG 14 AUGUSTUS 1982  

          Het thema afscheid

         Peter Berger: deze krant was een heer.

 

Met instellingen is het als met alles onder de zon. Op een gegeven moment houdt het op. In een aantal gevallen nemen we dat waar, en laten het daarbij. Formeel wordt· dat dan soms nog afgerond met enkele welgemeende woorden, die alles zijn behalve welgemeend. In het beste geval wordt er dan nog een glas gedronken. En dan gaat iedereen zijns weegs.

Maar in dit geval, waarin wij zien dat Het Vaderland verdwijnt gebeurt er iets anders. Wij, redacteuren, medewerkers, lezers ook van deze krant, staan voor het feit dat wij iets moeten doen dat wij in de regel alleen doen bij mensen. Wij moeten afscheid nemen. Ik moet daarbij aantekenen dat dat eigenlijk verkeerde woorden zijn. Afscheid nemen doet men eigenlijk niet. Het overkomt je. Het afscheid komt als een vernietigend gebeuren. Wortels die uitgetrokken worden, wortels waarmee je in het leven hechtte, worden afgescheurd.

Inbreuk
Het is een inbreuk op de zin die wij in het leven ervaren, dat ontwortelende afbreken. Er ontstaan scheuren waardoor de zinloosheid en de destructie van het eigenlijke bestaan ontnuchterend en pijnlijk naar binnen stromen als een soort pijn. Om dat bezeerde gevoel toch in een zekere bedding te leiden doen we daarbij in godsnaam dan maar iets. Het geeft niet wat. We laten de gevoelens vrij. Maar we proberen die ook met de hulpmiddelen van gebarentaal en conventies te kanaliseren. Het is een soort van zachte geweldpleging om vat te krijgen op iets wat zijn eigen ongrijpbare en onafwendbare loop heeft.

Afscheid nemen. Men doet het met gejammer, gedans, gespring, geschreeuw. Of met stilte en gesnik. Men doet het ogenschijnlijk met de anarchie van het gevoel. Maar in feite wordt het geritualiseerd. Klaagvrouwen wisten ervan, die het ongeremde gejammer door de ritmiek en de herhaling temden. En zelfs in onze beschaving, zo bloedarmoedig als het om rituelen gaat, is het ingrijpende afscheid aan de banden van de conventie gelegd. En wordt de illusie geschapen dat men zèlf bewerkstelligt door iets te doen, wat bruutweg buiten ons om in het onbegrijpelijke moet gebeuren. Zie de crematie. Het individuele, vormloze snikken of zwijgen wordt bekroond met koek en koffie. En zo maken we het toch nog gezellig. Gezelligheid: ons laatste wapen tegen de leegte.

Te gronde
Een paar dagen geleden nog zag ik ademloos toe hoe twee mensen op het 12e binario van het Stazione Termine te Rome tegen negen uur vijfenveertig innig te gronde gingen aan een afscheid. En ik wist ook wat ze dachten toen hun lange armen strelend en elkaar loslatend en weer strelend het marmer van het Lacoön-beeld in leven nadeden. Ze dachten: 'Laat dit gauw voorbij zijn, want we begrijpen ze toch niet meer, deze gebaren. Ze moeten er wel zijn, deze gebaren, maar ze willen het niet. Het is geen aanraking. En hoe sterker de omarming. hoe meer dat de verwijdering bezegelt.'

Ze zullen hun gebaren in de herinnering moeten meenemen, en daar overdoen. Daar worden ze stil en zinvol. Hier niet. Hier is op het perron het theater dat twee mensen elkaar wanhopig aandoen, omdat ze bewegingen maken die tegenspreken, dat ze alweer voor zichzelf leven. Hun gebaren zijn daarom haastig. Zo haastig mogelijk zonder dat het· onbeleefd wordt tegen de innigheid, zonder dat het de tederheid kapotmaakt. En dat, die beleefde slordigheid van de vertwijfeling, dat IS tederheid. Maar het moet snel, aandachtig en achteloos en onbegrepen. Want het is de tragiek van afscheid nemen. Immers: we geven geen afscheid. Er is al niemand meer om iets aan te geven. We nemen iets mee, herinnering heet het, omdat de ander in de gebaren verdwijnt. En wat we inhalig en haastig nemen is niets dan leegte. Leegte als een ding, als een steen waaraan we in eenzaamheid likken totdat het gewend is. Afscheid nemen is niets overhouden dan een beeld en een steen omdat de ander die we zien er al niet meer is en er nooit meer zal zijn. En o, toen de trein van negen uur vijfenveertig niet kwam. Vertraging. Het afscheid van die twee mensen was al op, zoals een tragisch ijsje op is. De energie ervan was verbruikt. En stil, op hun twee separate koffers gezeten waren die twee al op reis. Ze spraken niet meer, en alleen hun arme lichamen moesten hun in zichzelf verzonken gedachten nog nareizen.

En ik keek er onbeschaamd naar. En ik dacht: voor het eerst na jaren als ik van vakantie terug kom zal Het Vaderland er niet meer zijn; zal ik de redactie niet binnenlopen en mijn collega's groeten en grapjes maken en een stuk tikken en ik begreep het niet. Ik moest nog. Ik bedoel - ik weet wat ik bedoel. Ik dacht het. Het ging gebeuren. Dat scheuren dus.

Dag krant
Dit nu is het afscheid van Het Vaderland. Het is een persoonlijk afscheid. Maar omdat een krant ook een instelling is, ontbreekt het ons (mij bedoel ik, en jou, vriend, en jou, en jou) aan een bij dit gebeuren passend ritueel.
Herinneringen helpen niet. Anecdotes ook niet. Er is heel wat af te lachen, maar het wil niet, dat lachen enzo. Analyses helpen ook niet, waarom het zo moest gebeuren. Het is lusteloos nippen aan een glaasje. En maar weer eens opstappen. Dag jullie. Dag krant.

Het Vaderland was geen krant in de gebruikelijke zin van het woord. Ik wist dat wel, maar als er een afscheid voor nodig is om dat te beseffen dan hoef ik het niet te weten. Ik sta er niet zo op om iemand te verliezen. Ja, iemand.

Een krant, zegt men, en gelukkig steeds minder, is een mijnheer. Ik heb die uitspraak nooit zo goed begrepen. Want van alle beroepen is dat van journalist het minst mijnheerderige. Als je een ander laat voorgaan mis je je primeur.Maar al gaat dat in het algemeen niet op, bij Het Vaderland wèl. Sterker: deze krant was een heer. om precies te zijn: Het Vaderland was Heer Bommel

Menige lezer zal thans denken dat ik me thans denigrerend over dit dagblad uitlaat. Immers, Heer Bommel, zo luidt de gangbare mening, is dom. Maar dat is een mening die ik niet deel. Volgens mij is de Heer Bommel niet dom. Hij is alleen een héér. Dat is niet dom, het is alleen niet praktisch, en leidt tot schade aan het teer

 

gestel. Zoals Olivier B. Bommel leefde ook Heer Vaderland in de ban van de .traditie, en van de traditie dat de traditie goed is, omdat alleen dit de tijd in een zinvolle orde plaatst, een orde waarin de dingen dierbaar worden omdat de goede vader dat al zei. Heer Bommel is edel. In zijn grootmoedigheid is hij los van al het aardse. Geld speelt geen rol.

Onhandig
Dat is misschien onhandig. Maar het is niet dom. Als hij zo dom zou zijn om de rol van het geld te begrijpen zou hij immer zijn onbaatzuchtigheid verliezen. En onbaatzuchtigheid, en edelmoedigheid mag daarover niet nadenken. Want dat is het enige wat we te verliezen hebben. En het bestaan natuurlijk. Ja, ook dat. Het Vaderland nu leefde in deze grote Bommeltraditie. En geen der medewerkers kon zich aan deze edele, in de kern van de zaak waardige traditie onttrekken. Dat leidde vaak tot zachte spot bij ons zoals we achter de bureaus zaten, want individueel waren we slim genoeg in de alledaagse zin van het woord.Maar we hielden van Bommel, ik bedoel van Heer Vaderland, op een persoonlijke manier. Je kon weggaan. Maar je kon die grote edelmoedige ziel niet verkopen. Aan niemand.

En dat gevoel bond en verbindt alle redacteuren en oud-redacteuren en medewerkers en oud-medewerkers voor zover de Traditie ze in leven heeft willen laten met een onhandige, wereldvreemde band vol vriendschap en ironie. De goede vaders die het al zeiden - we moeten hun namen, nu de traditie ten einde loopt en dus trekken van. een lichte orgie krijgt - steeds weer horen, de goede vaders waren Couperus en Ter Braak en Greshoff.·Als ik nog wel eens hoor spreken van vooroorlogse kwaliteit moet ik steeds aan hen denken.Niet dat nakomelingen per se minder zouden moeten zijn. Maar vooroorlogs is een kwaliteit apart.Het heeft het merk van de tijd. Het merk van de traditie dat de krant als een loden last opgewekt en trots door naoorlogse tijden van verwarring sleepte.Het bleef belangrijker een mening te verkondigen en een standpunt te hebben dan geld een rol te laten spelen en op radde primeurs te letten en populair te worden.
De lezerskring, dat was immers de Kleine Club. Een steeds kleinere, helaas.

Ventje
Nog eenmaal: is Heer Bommel dom? Nee. Hij is niet dommer dan alle andere volwassenen. Alleen: hij streeft in zijn onverwoestbare goedheid en in zijn onverwoestbaar geloof in de goedheid naar waardigheid boven alles. Hij is, met vallen en opstaan, de enige figuur in de Toonderstrips, die nobele trekken heeft. In de strips nu loopt het altijd wel goed af . Dat komt door de genialiteit van een wit klein ventje, een poes liever, die niet bestaat. Daarom is hij ook wit. Dat witte gedaantetje is de geest van de verhaaltjesverteller die wil dat het goed afloopt en dat die edelmoedige dikzak niet verongelukt in de dagelijksheid waarin geld zo'n afschuwelijk grote· rol speelt. Maar ach. De realiteit heeft een schrijnend gebrek aan Tom Poes. En het kon nauwelijks anders: dit avontuur zou niet goed aflopen. Niet in deze tijd.

Van Tollens toch gaat het verhaal dat hij liever niet zag dat voor zijn Dichtwerken reclame werd gemaakt door de uitgever. Dat zou immers afbreuk doen aan zijn heerachtigheid. Hoe juist gezien.En hoe kan men van deze krant, van Het Vaderland, verwachten dat het zich echt zou bekommeren om gaten in de markt, en dat soort droevige gruwelen van de publicity. O ja, men probeerde wel mee te gaan in dit Nieuwe Denken. Maar het geloof was er niet. Het was de stijl van de krant niet.

Toen ik in de jaren zestig bij de krant kwam overviel mij soms al het gevoel: deze krant is een beetje ten dode opgeschreven. Maar eerst toen ik op affiches zag staan: Wakker worden, Vaderland lezen, toen werd ik wakker. En wist ik: daar staat paars op wit dat deze krant het is. Ten dode opgeschreven dus. Het waren die paarse letters waarin dat stond: Vaderland lezen! Echter: een lezer van Het Vaderland blaf je niet zo af. En zeker niet 's ochtends bij het ontbijt. Want de traditie van deze krant is op de avond gericht. Op het uur van de thuiskomst in de geest. Op het tijdstip van verzadiging en bezadigdheid. Als het nieuws van de dag af is en het gaat om de mening. Voor de· jongeren: om de evaluatie. Er was slechts één remedie geweest om Het Vaderland te behouden. En dat is: niets doen. En zeker niet - o stille tragiek - naar het bonbon paleisje van Krul verhuizen, dat gevederde Jugendstil-gebouw dat al eerder monument voor het verdwijnende Den Haag was geworden.

Niets doen dus. Want in de jaren zestig waren het slechte tijden voor een heer. Het heerachtige werd door de jeugd van de sokkel geworpen. Maar in de conservatieve jaren tachtig blijken de sokkels te hebben stand gehouden. Terwijl echter de traditie in ere hersteld is, sterft de traditie van Het Vaderland af. Bij gebrek aan geduld, bij gebrek aan geloof in de vernieuwingskracht van het oude. Te veel kleine witte handige ventjes in het marketingwezen hebben te weinig hun hersens gebruikt om een Heer te redden. Ze hadden het de Heer alleen moeten laten doen.

Den Haag
Het wordt hier stilaan braakland,
met flats en nieuwbouw vastgepind.
Betonmolens herkauwen knarsend grint
voor een kraakzindelijk kantoorpand,
en in de hoek, in de lamme weewind
flappert het laatste Vader!and.
O speeltuin van één grote middenstand,
Den Haag waar ben je toe ontzind.

(Peter Berger was van 1966-1972 kunstredacteur van Het Vaderland (en schreef in die jaren zijn befaamde cursiefjes) en bleef nadien als medewerker voor beeldende kunst aan de krant verbonden.) Het Vaderland, ochtendblad voor Groot-Den Haag, laatste aflevering, 14 augustus 1982, blz. 79