Peter Berger       allemense - stukjes van Peter Berger


          Inhoud                                                                                                 

       


Meisje


Alles wat vitaliteit is in Ierland komt van de vrouwen. Die zijn lang en benig, met fikse jukbeenderen, en een wijze Vikingblik. Of wit, klein en mollig. Of gewoon. Op de benen na. Want haast alle Ierse vrouwen hebben vreselijke benen, zware, doorgezakte, verwoeste benen. Maar dat is hier eigenlijk gewoon. De grote Ierse schoonheden, de Deborah's zag ik niet, hoe ik ook zocht. Nergens zag ik een glimp van dat dieprode, dierlijke haar, de blanke huid en de ijsgroene ogen. Maar misschien zijn die allemaal vertrokken, want elders wordt schoonheid beter betaald.
Maar hoe dan ook, de vrouwen zijn het die doelgericht zijn. Zij zijn het die vooruit denken.
De mannen niet. Die hebben een aangrijpende manier gevonden om de moedeloosheid opgewekt te dragen. Overdag doen zij rustig hun bezigheden. En zodra het avond is duiken zij de kroeg in, hangen achter hun grote glazen donkerbruin Guiness over de tap, kijken lang naar dat dikke vocht, en barsten van tijd tot tijd in een gezang uit. Droevige balladen, en de strijdliederen uit de onafhankelijkheidsorlog, die in hun lange slepende liederen nog lang niet uitgestreden is.
Ik denk niet dat de Ierse mannen allemaal zangers zijn en dichters omdat de harde werkers na de great famine naar Amerika zijn geëmigreerd. Al van vroege tijden moet hier een cultuur geweest zijn waar de vrouwen de toon aangaven, en waar de mannen gevoelig zijn, en zingen en drinken. Hun zuipen is een oud, druipend ritueel dat in voortijden teruggaat. En elke avond drinken ze weer in hun mooie oude kroegen zwaar bier uit glazen waarop in goud het nationale teken van Ierland staat, het harpje. Hoe symbolisch.
En hoe zatter ze worden, hoe mooier en kapotter die liederen klinken. Ze zijn niet vrolijk en niet droevig, maar ze hebben iets verschrikkelijks, dat men alleen kan uitdrukken met het woord sad. En sad zijn de mannen hier, terwijl de vrouwen denken. En de meisjes niet te vergeten. De splitsing tussen de geslachten begint hier al vroeg. De jongetjes zijn mat. Maar de meisjes zijn mager en pienter. Zij werken thuis en gaan naar school en leren uit ruitjesschriften. Ze helpen op hun manier zelfs mee aan de instandhouding van de nationale cultuur die uit vaderlandse bezieling en met het oog op het op gang komende toerisme angstvallig voor een natuurlijke dood behoed wordt. Geen Ier bijna kan de oude taal, het Gaelic, spreken. Maar wie wil weten wat iets betekent, die kan bij een meisje terecht. Zij zal het precies vertellen, met haar tien jaren.

In een klein dorpje belandde ik in een klein, leegstaand huis. Dat was zoveel als het verenigingsgebouw. Er zou les gehouden worden. Die les bleek het onderwijs in de oude Ierse stepdances te zijn. De juf draaide een bandje met doedelzakwijsjes af. En bij drieën gingen meisjes van tien tot veertien jaar dansen, tip tip too, spichtig schoten die meisjes op de muziek heen en weer, de handen strak langs hun lichaam, leergierig en ingekeerd zoals alleen meisjes

.


kunnen zijn. Daarna kwam het grut van de stoelen, om de eerste passen te leren. En toen moesten ze allemaal hun paar pennies aan de juf geven, en was de les afgelopen.
Jongens heb ik niet zien dansen.
Honden en jongens speelden vriendelijk en schuw in hoeken. En lieten zich niet zien. Misschien hadden de jongens zich al neergelegd bij het matriarchaat. En later zouden ze wel zingen in de kroeg, of naar Amerika of Engeland gaan, en ziek van heimwee geld verdienen, terwijl de meisjes, groot geworden zouden maken dat Ierland bleef bestaan. Deze stukjes zijn reisschetsen. Eén streek met een natte vinger en de potloodlijn van alle figuren zijn verdwenen. Maar die dunne Ierse meisjes blijven het langst te zien. Het meisje dat in elk dorp op de warme stille middagen op een piano études speelt achter de halfdichte blinden van een huis aan de lege straat, het meisje in Kilbrittain met de dunne pijpekrullen dat de auto's bijvult, en trots de tank dichtschroeft, het geniale meisje in de oude villa dat nog niet op school is, maar verzen galmt op een manier waarbij Dylan Thomas verbleekt, het meisje in Clonakilty met haar zachte hangoog dat een stuk vis in de kruidenierswinkel afsnijdt, en het meisje op de groene rotsen bij Garretstown, dat met vaalrode haren verlegen in de zeewind staat, bij haar kinderwagen, een familiestuk met een reusachtige baby, een hoogrode beer die grinnikend rechtop zit en aan zijn zuigfles lebbert of er bier in is. En dat meisje liegt ons verlegen lachend voor dat we het paard wel in de wei van haar vader mogen zetten. Het is door de verhuurder van het paard verboden, horen we later, maar haar vader verdient daar weer een paar shilling extra mee. En de meisjes hier zijn hier al vroeg medeplichtig aan de armoedige economie.