3
Open
zomer
en wolken drijven
door het glasheldere wilde
zonlicht,
en alles gebeurt als voor het laatst,
ijl en echoënd,
en het
is zo
dat ik in alle kamers
van deze grote, verloren
tollende dag
mijn geliefde
roep.
maar zij is er niet.
zij kan niet horen.
|
|
4
Het kan
eigenlijk niet verder,
wat moet ik doen,
gedichten lezen, kijken hoe anderen
het proberen, woorden
die als duiven
van een schouder wieken
en overdonderd een dronken huis invallen?
moet ik
door onder zonlicht verpletterde
straten lopen, zacht roepend
hier ben ik hier ben ik
vervuld van het onvervulbare
een strompelende liefde
jou toewaarts reizend
met een bonkend lichaam,
reizend op vergeten voeten?
Je bent er
niet.
de lege blinkende straten
stromen samen
in alle namen van verbijstering
|