8
Als ik
zo schrijf, in de trein
naar het noorden
denk ik, ik ben niet leeg
maar
ik weet wel beter,
gevoelens gaan verder,
lossen op, willen nu al niet meer
nog even
geduld
en dan zijn we weer de twee
vreemdelingen van het wachten.
|
|

9
Wat moet
ik met zo'n ochtend, nu,
ochtend waarin een warm
meisje
dat in bed als een jij paste
weer koud wordt, en een meisje?
dat gewoon,
hard opstaat,
de schouderbladen nukkig ingekeerd, gekneusde vleugeltjes,
ze werpt
de haren
achterover, verft
zich ijzel op de wangen,
gaat hangen in haar stijve kleren,
teer, wit,
zij is het
woord vaarwel.
vaarwel dus.
de lakens
voelen verdord.
steelse geur
aan mijn vingers.
voel voor
het eerst
dat ik oud word.
|