7
Het bijzondere
is
aan de andere kant van het leven
gewoon, zo vanzelfsprekend en toonloos,
alleen
in stommelen en in gestotter,
in hartbrekend gehakkel
is een mens aan de hand.
|
|

8
Die verstandhouding
met woorden,
het is bijna liefde,
nee het is liefde
waarmee alles uit zijn verstijving ontwaakt,
er niets bijzonders gebeurt
maar alom de mogelijkheid
ophanden is,
en om alle dingen het onnaspeurlijke hangt
dat zich niet vervult,
dat niet eens te benoemen is
maar dat de ruimte heeft van het verlangen.
het is illusie,
maar niet een verzinsel van de geest,
het is de levenskracht
die man en vrouw verenigt,
die kinderen voortbrengt uit wat is geweest,
het op niets gefundeerde geloof
waaruit alles bestaat,
waarin alles dooft.
|