3
Je bent
mijn vrouw,
languit, voluit, met heel
je lichaam het levend huisraad
toegewend,
maar
elke dag moet
worden opgericht, en elke dag
wordt tot de voet gespleten,
de helft
ten zeerste,
de helft ten teken
van dat onuitsprekelijke
dat een van ons bedelft als eerste.
|
|
4
Verlies,
dat is het woord
dat ik na alles
op de bodem vond,
geen gevoel, maar een woord
als een glinsterende, zachte
doodgeworden vis.
en wat is
er nu,
nu ik weer begin te leven?
het verlies is te sprekend
om te noemen.
het is in alles, maar het meest
in de vrouw
die wegschuilt in haar brekende
gebaar van liefde.
|