6
Op het
houten tafelblad
ligt haar hand,
een onaangesloten oor
dat luistert naar zichzelf,
in de
spiegel ontoonbaar
staat haar beeltenis
in zeep getekend,
scharnieren
piepen,
de vloer kraakt zonder
dat een voet beweegt.
het wordt
steeds vreselijker
zoals ze dat huis bewoont
en er niet meer woont,
dag na
dag valt de schaduw
langer op de vloer,
deuren
gapen, worden steeds groter,
of zijn
het vleugels
van steeds dunner perkament?
hoor
hoe de wand
op haar hartslag beweegt.
maar niemand hoort het, niemand,
alleen zijzelf.