2
De telefoon
stroomt vol
van jouw gestorvenheid.
wat ik in het mondstuk praat
ruist plotseling
in mijn hoofd terug.
zoiets. zo ongeveer.
over de kiesschijf drapeer
ik weer de horen.
twee lege oren.
|
|
3
Vergankelijkheid,
gedachte die kiezels sleept
door het gevoel,
die een hemel boven het keikleine
hoofd in wenteling brengt,
mee vallend in de sterreregen,
afgrond na
afgrond verwaait,
er is geen beginpunt, geen einde,
geen doel.
alleen deze langzame schreeuw zonder mond.
|