WANDELING
Mijn
tastzin probeert het te raken,
vleugen zien krijgen betekenis
welk zien is dat welk ontwaken
in wat er is
de lucht
een oxyde van herinnering,
bomen bewegen hun wit negatief,
gras stuift. een dragline, een ding
van ijzer. ik heb het lief, lief
het graaft
met lenige vingers
ik loop verder en in het lopen
word ik lichter, open
voor wat ik denk. ik praat
het ijzer
in auto's
voorbij, weet,
en op slag vergeet
ik mij, bewusteloos
en verder
dan waar mens mens is of kiezel
dan geringe korrel, water
effen oneffen naakt
en in
het uiterste geraakt,
zie ik hoe de steen verkleurt
de straat ombuigt en moe wordt
hoe onmerkbaar.
|
|
EVEN EEN
AUTO
Mijn ogen
brandend
op het gras: sporen zand en water
een keer gezien, zijn weg. later
is het wit. tot aan de lippen
is onspreekbaarheid.
wolken
bevleugelen mij
met een bewustzijn
dat zich herinnert: een spiegel
langzaam
van tijd, een ongeziene vlinder,
met lange linnen
banden ben ik verbonden aan mijzelf
zo schiet
ik mij te binnen,
en bijgekomen,
wat moet ik verder doen,
mijn netvlies ziet op de tast
een vrachtauto, bevoelt
details van roest en glas,
de lucht
is vochtig, bomen vechten
met hun teveel aan groen,
ik ben niet zeker van deze straat,
arbeiders zijn geruststellend bezig
ze lossen
de auto die niet meer bestaat,
ik groet. mijn stem slaat door
in het ongewisse,
ik ben vervuld van mijn gehoor,
achter en
voor
straten eindeloos als zinnen
in echo's en open
spiegels sta ik te lopen.
|