STAD
Hoe kom
ik er van af, van
dat vel dat schrikt van de stenen,
van dat lange oponthoud in het onzekere
eindeloze en altijd bange
en wat moet ik dan, en de stad
die maar mee groeit, geen
huis van vroeger of het heeft de zachte
inwendigheid verloren,
het gebeurt me dat ik in etalages
de poppen een been zie bewegen,
ik kijk of het warenhuis scheurt
als ik ze hoor grinniken,
in de straat met de bewegelijke geur
van patates frites blijft
alles bij het oude, alleen
een deur is er niet,
de sirene van een ziekenauto verstijft,
valt er als een lasso om heen,
een vrouw met boodschappentas
staat luid en afwezig
te wenen, hoor maar,
de telefoon in haar oorschelp
is zo lang
help help
|
|
VADERHUIS
EN LIEFDE
Het huis
is allang onzichtbaar.
mijn dode vader laat zijn stappen
liggen. de kamer ruikt naar
zijn afwezigheid, deuren klappen
toe in het
absolute,
het klinkt oneindig door
in de steeds langere minuten
ik weet en hoor
het achter
alles, in elk schuiven
elk neerleggen, aanraken van iets
en ook niet,
er is geen teken voor,
en elk moment
van liefde ook maakt
en breekt het, het onbereikbare
is in de vingertoppen
dichtbij en naakt,
ik kan het
strelen maar ik kan
niet verder dan de koele
warmte ervan,
ik kan het niet eens bedoelen.
|