POËZIE
Wat poëzie
is weet ik niet
ik geloof er in en ik geloof er niet in
het is een tweevoudige manier
van zien: door luchtspiegelingen heen
ziet men van alles het einde en
tegelijk het begin. en het is meegroeien
met wat groeit, niet lieflijk, elke geleding
in een tak doet pijn, elke grasspriet
steekt een wond in de lucht, en
zelfs de zee, dat niet dode niet levende
zwellen van die grote embryonale
long doet pijn,
beschadigd door vissen en boten
moet de zee ademhalen
en die beweging zet zich voort
in hetzelfde pijndoende baren
van vrouwen
die hun lichtrode bloedende zee
tussen de heupen dragen.
in de
beweging van water
en vruchtwater wordt het leven
steeds kwetsbaarder, minder primitief
en ook de dood:
gras sterft en wordt gras, de vogel
valt en vliegt verder
maar de mens wordt zo zwaar
en zo licht
dat men er niets van kan zeggen,
en dit zien
deze dubbele wijze van zien
zien hoe de mensen lopen
als altijd, maar toch ook anders
|
|
zich voortplantend
buiten iedere wet
onzichtbaar, en open
van verte, het hoofd
klein van ruimte,
dat is het misschien.
mijn lichaam
is er de zin van
het gebeurt zoals ik geloof
dat het gebeurt
en geen blad
aan de bomen beweeg ik zonder mezelf
ook geen kiezel op de weg, geen raam
draai ik uit huis, geen vin van de vissen
geen vleugel van de vogels
verroer ik anders dan zo:
aan wolken en namen
drijven door de stilte
wolken en namen
die ik niet kan uitspreken,
waar geen begrip voor is
en die niet bestaan
als men niet wil.
|