Peter Berger       Gedichten: Perm


       Perm: Inhoud

 

HUISWERK

Het huis heeft klem,
tot nader order zijn de straten
spitse oren en daarom leeg.
de spiegels zijn verlaten,

er zijn dan ook geen uren
en ik, tot nu verzwegen
zit weer in het bakstenen huis
zonder bewustzijn en toebehoren

en kippevel in alle muren.
beneden in het gekke perspectief
ben ik zo klein aan deze stem
die naar het centrum toebeweegt,

wie heb ik nu weer lief
schrijf ik in mijn lege schrift
dat evenwijdig is gelegen
met de vloer. daar is weer lamplicht

de moeder van mijn vriend,
haar gezicht alleen maar wit
waaruit ze zegt: ik heb jou meer gezien
ben je niet weg ben je niet weg

ik zit te zweten aan de tafel
ik heb het altijd al geweten
een zucht van tijd
en verder niets

terwijl ik theoretisch
al voorbij het park ben
en door Voorburg fiets
in de regenjas die ik van vroeger ken.

 

 

 

 

 

WONDEREN

Ja wonderen tot in het oneindige
omdat ze niet bestaan omdat ze zich
in de ogen hebben genesteld, tastbaar
als licht zijn, veelvuldig, en ziekten

verspreiden met de pols door de hemel,
een druk cement dat de huizen gebouwd
heeft in een reusachtige snik,
een kind gebaard in een ruk - weg vrouw

de wind overnaads, de ruimte enkel
zichtbaar voor wie niet kan zien
maar slapend zijn hoofd breekt
in een verschrikkelijke droom vol licht.

ja wonderen, enkel in de lendenen
van een middag te verdragen, de bomen
bijvoorbeeld zomers vol vredige
groene vissen in

een hemel onder de armdiepe hemel,
mensen zwemmen in volkomen
zichtbaarheid voorbij, in jeugdige kleren
en het geluk vloeibaar op hun gezicht

zo kan het dan, warmte in de gedachten
de taal glad op de lippen, het voltrekt
zich zonder enige moeite

soms is het een geurige foto
eendimensionaal. te werkelijk en te objectief.
een vrouw een zachtgeurend lichaam.
haar sjaal haakt in een wolk.

wonderen ja, soms is het mogelijk
een wonder te noemen wat het is,
- zo ziek ben ik, vergis
ik mij, heb ik je lief.