Peter Berger       Gedichten: Op tegenspraak


       Op tegenspraak: Inhoud

 

 

3

En die woorden, je taal
ik kan er niets mee beginnen
en wees eerlijk, jij wel? je idioom
loop ik zonder meer binnen

maar ik onderscheid er
niets meer dan
bij mij. Ja jou, een man
op wat grotere schaal

maar verder?
adem die stokt in de keel.
klinkers en medeklinkers. wat praten.
en dat is godverlaten
al veel.

 

 

 

 

Incantatio

Mijn God, mijn mooie God
die net is doodgegaan en aan het teeveetoestel
is teruggeroepen in de hemelen, en daar
onzeker, nog beverig van zijn ziekte
rondspookt, de handen in het lege haar -
o here God, nieuw slim uitvindsel
van onze welvaart en onze angst,
zie, oneerlijk duurt het langst
als ik uw aanschijn aanwezig maak
en gij na afloop van het avondprogram
op mijn scherm verschijnt, spiernaakt
in een regen van witte stippen
en van uw duizelende lippen
niets dan electronica
ruist en kraakt.

Gij, vierkante aanwezigheid in mijn kamer,
glaswand, die het beeld aanneemt
van uw duizend schijngestalten,
een leegbloedend
dood wordend kinderlichaam
dat uit weet ik welke naam,
om een ondoorgrondelijke reden met wonderen
is aangeraakt
onder uw zon.
En uw zon is een vliegtuig dat
in uw hemel van Vietnam zacht
uit elkaar staat te donderen
en alle inzittenden goede nacht.