Verdoemenis
Mijn
grootvader blaft uit de bomen,
dorp in de winter,
sneeuw op het kerkhofhek
keiharde velden
met spruitkoolstronken gevlekt.
Allengs wordt het avond.
En mijn grootvader, door god gestraft
schreeuwt uit zijn hondebek,
spierwit is de gek
achter het bijkeukenraampje.
|
|
Geboorte
Het was geen
wonder, het was ademnood
of kramp, of honger in het niet geproefde
dat mijn kind, mijn kind nog niet
maar een blauw stuk
ingewand, ziek van gezondheid
uit haar buik schoot
en zij of jij worstelend met niet geziene
aardkorrels, gillend van vel en vlees weer warm terugzonk in zichzelf,
leeg en dood van geluk
|