Momenten
van totale begrafenis
Het
is wel vroeger opgedist
hoe kerkhofvloeren, halverwege
ooghoogte in de wind bewegen,
blikkerende schubben van een vis.
Kerkhofgangers,
dierbaar levenden
proberen woedend stand te houden,
droefheid maakt de leegte
van hun ziel verkouden;
de schaarse
bomen doen tot in hun kiezen
pijn, of is het licht, of is het vallend
haar, of zijn het de lege oogballen
met al dat verliezen
stinkend naar niets
|
|
Op tegenspraak
een
drieluik voor Huub Oosterhuis
1
Huis van
grote gedachten, volgestouwd
met dat transcendent vuurwerk,
of het niets is weerlichten
hoop en geloof, de ziel
vaart als een kerk.
De geest
is in touw
met heilige weerberichten,
met paasfeest, en goedheid zo groot
als de tijd, nee groter
ligt over de aarde gespreid
en er gaat niemand meer dood.
Jawel. En
dan heb ik het weer,
weet niet wat me meer fascineert,
dat jíj er in gelooft
of dat ik doof
word van schetterend ongeloof.
En ik weet
alleen
dat je dood
gaat, zoals je daar groot
staat te zingen, vel over been.
|