3
Het electrische
land,
projecties van herfst
en mist over de weilanden,
bedriegelijke
paarden
bewegend
van linnen en lucht,
de lege,
met wolken
behaarde leegte
en eenvoudige regen,
het licht
van
eeuwen bewaard kwik,
de haan
klikt
tussen de dijen,
in het
lichaam
uitgespaard ogenblik.
oh jeugd,
en de geest van doodgeboren
bomen, die nooit eindigende
koehoren achter de heuvels
en zandverstuivingen.
|
|
Albumblad
o de gelieven,
glimmend van hete
dromen over hun vel, zo godvergeten
blindelings in het struikgewas genomen.
natuurlijk
is het zomer, krioelen
insecten, snij den kleine schrammen
in de opperhuid, en vingers voelen
al dat dun
uitgespreide, verlorene,
schaduwgevlekte, zoutsmakende, en zie,
op gindse dichtbij gehaalde boomtak
gecamoufleerd
met avondkleuren
de huisjesslak, stukje natuur,
de lucht penselend met zachte horens. .
|