Kalverstraat
Lopende
door de Kalverstraat, een wind
van etalages spoelt langs het trottoir,
smaak van horloges en zilver,
de tijd tikt, klingelt in broodjeswinkels,
ik ben zo verloofd van liefde
in een verschrikkelijke hongerjas van liefde,
is het ochtendlicht of bittere regen
waarin ik verdwaald ben, een mode
van geurige vrouwen dwarrelt voorbij,
een vlaag van textiel waarin ze
naakt bewegen, eeuwig als mannequins.
ik ben gek in mijn ontbladerde handen,
duiven en andere stadsvogels
kletteren op het kristallen asfalt,
de rondvaartboten steken
in een hoos grachtwater van wal,
als een regenlucht schuiven ze weg
in een koker van golven en gammele huisjes.
het laatste op mijn netvlies
zijn amerikaanse toeristen, wuivend
gevogelte in egyptisch linnen -
ik huiver van deze voorjaarsregen
met die kwiklichte geur van dollars en paling,
dit is een schitterende dood,
overbelicht sterven in een krankzinnig
beklede kosmos, jawel, het hoge
woord moet er uit, de luchtspiegeling
van het centraal station breekt in tweeën
en overal ogen en denkbeelden
en mensen minder dan licht.
|
|
Schaamteloos
liefdeslied
Zachte lieve
keel, klokboot
van proeven,
o droevige droevige
dood,
o dodelijk
zoet
dat de ogen in tweeën snijdt,
zachtmoedigheid,
vol bedoelingen zijnde, voorgoed.
|