Peter Berger       Gedichten: Op tegenspraak


       Op tegenspraak: Inhoud

 

Idylle

Het huis is van zichzelf vervuld,
wildgeworden, vol aardkorrels, scheef,
loofbomen bladderen af,
de daklijst schittert. en hoe overleef

ik, onbegrijpelijke, dit park
rondom, de lege rhododendrons, de paden
nauwelijks toegeharkt
over de dunne naden?

het tocht hier, bedorven wind waait.
waterschilfers bezegelen het meer,
verdronkenen worden elk jaar droever
in het riet, o huis aan het water,

het is bijna winter, de boten bonken
zachtjes tegen het afgekalfde veen,
geen krekelvleugel glinstert op de oever,
geen, geen.

en wind en water
gaan door kopergroene schillen
van geluid. jij trillende,

geduld geduld. bederf is tule en volmaakt.
toch haast ik mij
door niets weerspiegeld,
naar het obscene schuim.

Dit is het einde. tussen
de brandnetels, achter de al even
smerige bosjes waar zij naakt
ligt onder haar kippevel,

 

 

 

 

 

snel het minderjarige lichaam
bevlekkend met ogen en ogen en
schunnig tedere lippen
en de resten van een verkruimd beukeblad