Peter Berger       Gedichten: Op tegenspraak


       Op tegenspraak: Inhoud

 

Brief naar Israel

Toen ik Hans,
verdomd als het niet waar is,
verleden week, nee gisteren nee op dit eigenste
moment, met een hoofd van steen
het centraal station uitliep spoelde
jouw heimwee als een enorme golf licht
van vrouwen kniehoog vliegend met een snel
en heet gezicht over mijn lippen,
verblind van al dat jonge weke daglicht
waadde ik tot aan mijn ogen
door dat heldere Amsterdamse doodsverlangen
vol bomen groen ontploffend in de lente
met achter mij jouw vervloekte dorre land
waar nieuwe huizen uit gedachteloos beton
zijn opgebouwd, cement van ezelstongen -
en een dak van kippeveren stuivend
in de bloeddorstige woestijnwind, o die idealen
die als een bezweet hemd op je huid plakken
de vlekken op alles wat je aanraakt
en de nachten en dagen als deze
dat je uit de landkaart hangend
ineens weer over het stationsplein valt,
gelukkiger, begeriger dan je er ooit was
met ogen waarin de storm, waarin
het stof van fijngekauwde dorpen prikt,
snel en gedachteloos het stadsbeeld
leegdrinkend totdat je stikt
van ademnood, je huis doorloopt,
het koele kleine trapportaal, het douchehok
de kamers die als hete glazen kralen
branden, en de ramen
met links en rechts het dichtgesmolten
zand, voor en achter
een stad van kalk, een pinkstereiland in

 

 

 

 

 

een droom van zout, waar eeuwig
als de zon om vijf gaat donkere vrouwen snaterend in een uitgedroogde, zoetruikende verloren taal hun voorraad conserven
uien en meel in middelgrote warenhuizen
kopen voor weer een nikkelen
dag.