A. Marja
in memoriam
1
Voor
jou gaat het nooit meer regenen.
het uur is los, drijft
als nauwelijks andere wind
uit je verdomde reiswekkertje.
wat
overblijft is roerend goed
in stoffelijkheid ontzind,
jas, die met lege mouwen
aan de kapstok hangt. een hoed.
de post
klapt door de liploze brievenbus.
zo is het einde dus.
|
|
2
Van nu af
volg ik je in rijm
luchtlaag na luchtlaag
tot op vandaag
opgehoest in het rose slijm;
het Gronings
dialect
klapwiekend op je schouder
zo doodsoude
baby ben je verwekt
en drijf
je de windselen te boven
in een antieke
geur van kosters
en stoven.
o hoor het
ruisen van de tijd
en het ontroerde water.
de kemel klemvast
in het naaldoog van de hemel.
|