DE WIND
EROVER
De wind
kan duizenden namen
dragen, zeer lichte weliswaar
als schilferstem en spiegel,
maar dan past alles in elkaar
zoals
het goed is,
bomen leunen teder in de wolken,
de huizen zijn bedaard
en tonen soms welwillend
een
gezicht, een vrouwehoofd
of mangelaat zorgvuldig
tussen geringe muren bewaard,
de ogen breed, vingers en stem
even
lang als kostbaar en geduldig,
water tikt in de schoot
van de kamers, vult
uren. telkens komen
de knieën
der deuren
even bloot,
de vleugels van de mussen
zijn dan kleinere deuren,
twee
zenuwachtige met pluksel
van veren ertussen
zij kunnen het groen
van de bomen verblindend opendoen.
|
|
GEBOORTE
Hevig en
teder stroom je weer binnen
in het licht,
als zijn lange vliezen scheuren
staan huizen en bomen,
liggen sloten en straten
vochtig in het teken van je gezicht
en van je losgewonden ledematen,
en zo in
zijn slapende gewrichten
ontwaakt is de ochtend koel
en warm van je
en zo bewegelijk als een woord aanvoelt,
en hetzelfde,
dat gebeurt
als je je schreden voortzet
tot na de horizon,
je voorhoofd wordt eenvoudig
als een steen, de onweerswolk
is in je jas verkleurd,
vrijwel niet
te volgen
is enkel hier en daar
een hemelvouw verschikt,
een enkele losse
stem met een verschrikte wiekslag.
|