Peter Berger       Gedichten - Deze voorlopige naam


       Deze voorlopige naam: Inhoud                                                              

 

SLAPEND IN DE MIDDAG

Ik was al weer in slaap geraakt
in de kamer vol met middaglicht
dat koel en naakt
binnenscheen onder mijn slapende gezicht;
en mijn aandacht, een lepel
met een lange soepele steel
onderschepte boven de achtertuinen
een kinderstem op weg naar zijn keel,
een keukendeur stond gonzend in zijn gewricht
en een heel huis
van stemmen en kamers sloeg in hem dicht.

 

MIJN OMA

1

Mijn oma is ziek en ze gaat
merkbaar dood en bewust
en haar ogen glinsteren ongerust
en veel te groot
in het gekreukte gelaat,

alsof ze heeft gezien
hoe ze van binnen al zwart
is op de plekken waar
het sterven gaat beginnen;

de minuten stromen nog
door de kamers van haar hart,
maar haar handen zijn bleek
als boomwortels
en absoluut,
en als een breekbaar gras
staat het haar op haar schedel
en ze ruist,

en ze raakt verloren
tussen meubels en volkomen verlaten
hoort ze zich af en toe blaten
door het verbijsterde huis.

2

Einde

Haar hevig sterven, een kramp
waarin haar leven samenschoot
tot een natuurgeweld, een ramp
die we verbijsterd noemden: dood.

Haar handen onverbloemde
tekens hiervan, het witte been
schemerde door de vingers heen.
te groot te groot.

vlerken van licht zoemden.
koortsachtig bedekten seconden
de ogen, de verboden pupillen,

neusvleugels en vallende mond en
dat weg-zijn, dat niet meer te stillen
uitgroeien in het ongenoemde.

3

Uitvaart

Je leven is in ons uitgestort
en onsterfelijk in je doodzijn word
jij, oma, ten eeuwigen dage
machtig en blindgeslagen
als een steen, goddelijk verdord
over het kerkhof rondgedragen.