BRIEF
Ik zie
het dorp waarvan je schrijft.
je doet weer, afweziger, boodschappen
in de winkeltjes. op de achtergrond
wat bergen, vlakbij toeristen
die ik minder goed kan zien, voetstappen
lopen in hen door.
ben jij dat, de berg verstijft
een pluimwolk, ik heb je lief
er schuiven letterregens voor,
het papier helt over van je brief,
je stem valt door een labyrinth
van haarspeldbochten, stuifsneeuw wind
een duizelingwekkend oor.
|
|
WINTERLANDSCHAP
BIJ DELFT
Die middag
was leeg en toch te vol
met de witte weg, sloten daarlangs
en geel gras
en wind op horrelvoeten
ronde wolken
een wintervogel die scheef hing,
het weiland
lag dichtgevouwen
en uit zijn bleke grond stak
de hand van een wapperende boom
als uit een wak
en de wind hinkte in het gras
en alles was vergeeld.
toen verschoof
het beeld:
de lucht ging omhoog,
de ruimte schoot vol
met een weerklinkend licht
en werd een blinkend oog,
en in het open vergezicht
waar de rand was
bij de flatgebouwen
zag ik jou lopen in je holle jas,
en als een
uitgerekte droom
met lange voeten
bonkend op het beton,
waaiend van boerderijen
wilgen en voorbijrijdende fietsers
holde ik naar de horizon.
|