Peter Berger       Gedichten - Deze voorlopige naam


       Deze voorlopige naam: Inhoud                                                              

 

TOCHT

Het is raadselachtig van alledaagsheid
en stamelend kleed ik mijn lichaam
met daglicht de ochtend, dan peter mijn naam
die over mijn rillend hoofd te wijd

te fladderend is, maar goed
hopend dat op dat draaiend bloed
vol gedachten tederheid gaten
al iets van een gezicht
past verlaat ik het huis
en trek ik de voordeur achter me dicht.

maar dan de straat
geen mens schiet er te binnen,
steen en boomvormig gesuis
daarin gaat het beginnen
misschien,
ik heb het ellenlang voorgevoel
dat ik nu zal zien
wat ik bedoel,

wie ben je heet het dan,
maar als geen zachtheid in zal treden
op deze tocht: het huis poreus,
de bomen hoge ledematen, steden
vruchtbaar en vol praten,
als nu geen zachtheid in zal treden
ben ik geen man
maar verte, windvlaag of verleden.

zo kom ik bij een cel van glas
en als ik langs wil lopen
doe ik de deur al open
en neem de hoorn van het telefoontoestel
en uit het nummer dat ik tel
antwoordt de stem die er niet was,

ja ik ben het met wie je spreekt,
ik streel je stem die uit het toestel steekt.

 

 

 

RUZIE

Ruzie midden in de stad,
het zwijgen klontert in de longen,
er zijn veel mensen en ben jij dat,
het hoofd hermetisch om de tong
halve huiskamers staan in étalages
de winkels gapen, in brand gevlogen dames
stromen in en uit, oranje
vlamt je profiel in de lichtreclame,
je gezicht zo gesloten als olie
mijn woedende liefde glijdt er op af,
je vingers voelen naar buitenkant
ze steken troosteloos uit je hand.