JE LOOPT
VLUCHTIG
Je loopt
vluchtig door huis
in de ochtend,
je tenen
knikken van telkens een andere voet,
achter de vage open
wolk van je jurk
vallen in je knieën je benen
beurtelings in twee stukken
elkaar tegemoet,
in je knieholte
is een letter H als je rechtop staat,
een diertje als je je bukt;
je handen
doen pijn van vertrouwen,
pijn van het licht
waarmee ze aan je armen openstaan,
ze zijn zo nieuw opeens
alsof ze nu voor het eerst
uit je schouders zijn gegleden.
|
|
VROUW
Jij mens
jij vrouw
prachtige van armoe
met gewrichten van hijskranen
en je brandende gezichten,
je soepele hartslag van wind,
jij slaat
de lucht met wolken toe,
zaait huizen daaronder met puin,
zegent de bomen in aanbouw
en tilt uit je heupen het kind.
|