Peter Berger       allemense - stukjes van Peter Berger


          Inhoud                                                                                                 

       


Vervoer


Het was droevig in de barstensvolle tram, die meestentijds slechts pretendeerde te rijden door de in ochtendlijk halfduister verscholen wijken. Af en toe kwam de tram door een winkelbuurt. Dan leek het donkerder te zijn, buiten. Rissen lampjes hingen tussen palen te branden, men had de feestverlichting weer aangestoken. Dat hadden ze maar niet moeten doen. In de verlichte etalages lagen de cadeautjes te wachten, die we over dik een week met kloppende harten uit pakjes papier halen. Ofschoon overal Sinterklazen van karton bij die cadeautjes stonden opgesteld en vrolijke vingerwijzingen was het bijna onvoorstelbaar. De klokken, de speelgoedtreinen, de haarnetjes, de dode hazen en de onderjurken lagen onaandoenlijk in het winkellicht. De stoepen weerkaatsten de etalages flauw. Want het regende. Doorlopen, er moeten meer mensen mee, riep de bestuurder aanhoudend, maar zonder de zwier waarmee op andere dagen de passagiers naar achteren gejaagd worden. Ook de bestuurder had zijn dag vandaag niet. "Doorlopen", riep een vrouw die in de menigte onvindbaar geworden was met een verontwaardigde sopraan, "waarheen doorlopen?" "Loop naar de hel", antwoordde een norse man, maar mij leek dit een onredelijk voorstel. Wie zegt dat de hel niet een overvolle, van halte tot halte schuifelende tram op de ochtend van woensdag de negentwintigste november is terwijl het nooit meer de dertigste zal worden? Als ik de schepper van hemel en aarde was, had ik het tenminste wel geweten. De stilte was weer ingetreden. Of stilte, het was het hulpeloze gekraak, gezoem, gezucht en geschuifel dat nauwelijks hoorbaar, maar toch alles overstemmend 's ochtends in de openbare vervoersmiddelen hangt. In flarden werd nu een gesprek achter mijn rug hoorbaar, dat zacht en geanimeerd gevoerd werd. "Hij was totaal los", hoorde ik een meisjesstem gezellig zeggen. "Maar mijn vader had niets." En op de meest spannende plaatsen onderbroken door een sappig "ja?" van een andere meisjesstem, ging het verder: "Hij had helemaal niets. Hij weet niet eens hoe het ging. Hij zag die groene auto recht op zijn auto afkomen, met tachtig kilometer. En toen sloeg ie zijn handen voor zijn gezicht. En toen hij zijn ogen open deed, leefde hij nog. Geen schrammetje." Ze schepte opnieuw adem. "Maar hij keek wel gek op toen die plaats naast hem waar tante zat leeg was." De tram was weer eens gestopt, en een stille processie van natte mensen schuifelde langs de raampjes. "En we hadden eerst nog wel zo'n moeite gehad om dat mens in de auto te hijsen", hoorde ik het meisje nog zeggen.

Afscheid


Toen ik het kleurige hippie van een paar portieken verder, dat al maandenlang met een wetende glimlach de stugge ontzieling van de buitenwijk trotseert, een paar dagen geleden op straat tegenkwam, wilde mijn mond even openzakken van verbazing. Het kind had een totale gedaanteverwisseling ondergaan. Ze was gewoon. Haar wapenuitrusting van de vrede, bestaande uit kralensnoeren, een oude rozenkrans, ban de bom speldjes, roosjes en de roze button met het in hees paars gefluisterde I Love You, had ze afgelegd. Daarvoor in de plaats was nu een jongen, die haar bij de hand hield op die voorzichtige allereerste manier. Ze zag er toch even leeg uit, zo. Zonder haar Love-uitmonstering. Maar ze wou het zeker zélf zeggen. Zonder een pak dat voor z'n beurt praat. Gisteren liep ze daar weer. Alleen. En ze had haar snoeren en knopen weer aan, de ban de bomschildjes en de protestspeldjes. Het was dus uit. En ja, haar ogen stonden vol afscheid. Arm hippie. En, schutterig omdat ik op hetzelfde moment besefte dat ik aan een verse wonde kwam, zei ik: zo, heb je je speldjes weer aangedaan? Ja, zei ze dof. Vandaag voor het laatst. Ik moet ze niet meer, die buttons. Je kan ze nu bij de Gruyter krijgen, voor niks. Bij de boodschappen. De speldjes aan het hippie weerkaatsten de hoon glazig. Ze nam ze nog eenmaal op, met een blik vol vergane innigheid. En zei peinzend: pestzooi.