Peter Berger       allemense - stukjes van Peter Berger


          Inhoud                                                                                                 

       


Rif Raf Romani


En iedereen natuurlijk vragen: hoe ging dat nou, met een paard en een huifkar door Ierland rijden? Want met een levensgroot paard omgaan is niet ieders werk meer, heden ten dage.
Wel, toen we bij Joe's verhuurinrichting kwamen, probeerde ik moeizaam alles van de vrolijke kant te blijven zien. Maar ik ben bang dat het bij een schrille poging bleef. In een grote cirkel stonden een twintigtal huifkarren op een stenig veldje geschaard. De wagens hadden een rood-wit gestreept dak van plastic doek. Een liefdevolle amateurhand had op elk deurtje van elke kar de ruïne van Blarney geschilderd. En op een huifkar die in een hoek stond wapperde alreeds vrolijk een Hollands vlaggetje in de Ierse wind. Terwijl we onzeker de bonte kermisattractie ingingen kwam van alle kanten Nederlands op ons af.
Met het gevoel van een Duitser die in Zandvoort aankomt, maar dan minder opgetogen, hoorden we een zenuwachtige stem kankeren op de vuilnisemmers die niet geleegd waren, zodat de ratten hier wel feest konden vieren, en het gaslampje deed het ook al niet goed. Jawel had die meneer van de paarden gezegd, dan moet je maar een nieuw kousje kopen als we door Cork komen, makkelijk zijn die Ieren hoor, en waar zijn de lucifers nu weer. De man die we later de Kankeraar zouden noemen ging nu naar zijn buur die voor de dag verstreken was de Drammer heette om samen een biertje te drinken, terwijl de vrouw van de Drammer met 'n luid huilend Nederlands kindje in de wagen achterbleef om eens goed te soppen.
Het kon nog erg gezellig worden. Maar van de paardjes, vertelde een vrouw die net teruggekomen was, maar nog een weekje bleef staan, en die de tijd op de bok van de wagen met breien doorbracht, maar van de paardjes neem je met tranen in je ogen afscheid, zulke lieve dieren.

Ons paard was een aardig dier. En toen we teruggingen, nam ik wel niet huilend van haar afscheid, maar ik was toch wel aan haar mooie mooneye gehecht geraakt. Want ze had een oogziekte, en in haar lieve hoofd met die zachte roze baardharen waarmee ze elke ochtend de haver uit mijn hand opsnuffelde, in haar lieve hoofd schenen twee waanzinnige manen. Peggy heette ze. En Peggy was een zacht wit spookpaardje met bruine vlekken. En als we in het glooiende land reden, al die groene dagen, dan zag ik de heuvels rondom, en dan bewogen de zoete spieren van Peggy lui en sterk onder haar oude, maar nog altijd mooie paardevel. En als ik elke ochtend het tuig van achter de kar loshaakte, kwam al die lichte, maar doordringende geur van paard me tegemoet, en dan graaide ik een handje haver uit de bak om het dier te lokken, en dat was allemaal erg goed. Maar op die eerste dag zag ik het nog niet. Toen leek het allemaal te gek om in een Hollandse karavaan, met bonte, te vrolijke wagens door het eeuwige Ierse land te trekken, hupfaldera, langs de bevlogen glooiingen, en de behekste bremstruiken en meidoorns die we overal al hadden gezien, die eerste dag. Dat viel mee.

.


Het bleef een curiositeit. Maar ik merkte dat de Ieren deze nieuwe curiositeiten vanzelfsprekend opnemen in de folklore van hun land. Het is zonderling, maar doodgewoon, een huifkar met toeristen. De boeren, de vriendelijke, haast altijd rossige, Ierse boeren groetten vriendelijk, en het hoort erbij. God bless you, voorzichtig, struikel niet over die stenen.

En langzaam wordt 't gewoon. Dan neemt het grote Ierse land de huifkar op, dan zijn er niets dan de uitzichten, de zware bomen aan de kant van de weg, de gevlekte schaduwen in de bladeren, middagen lang, en de doodstille ruïnes, ritselende bronnen; de romantiek gaat weer open met een koekoek die achter een weiland roept, met beekjes en kleine gehuchten, uithangborden en oude, dronken kroegen, en natuurlijk de armoede, die in de zomer lieflijk is. En 's winters komen de toeristen niet.
Ja, langzamerhand worden we een pittoresk deel van het landschap. En als we langs de kant van de weg staan, de kar aan de ene kant, het paard aan de andere kant, de berm kaalscherend met haar zoevende tong, dan stopt een bus met Amerikaanse toeristen. Een bloemenperk van hoeden, met daaronder Amerikaanse vrouwengezichten, look, de reisleider geeft door zijn microfoon commentaar op ons, ziehier een stukje typical Eire, en dan hangen die vrolijke Amerikaanse bloemperken uit alle raampjes van de bus, en schieten ons met hun fototoestellen hun fotoalbums in.
Zwervers in Ierland, met een echt paard. Ja Peggy, dat wist je niet hè?