Peter Berger       allemense - stukjes van Peter Berger


          Inhoud                                                                                                 

       


Parijs


Parijs maakt me gelukkig. Dat is het eerste wat ik registreer als ik 's ochtends de ogen open, en vanuit mijn bed de stenen lyriek van de Notre Dame zie oprijzen in de ochtendnevel, dat geliefde schip dat vaart over de vochtige straatgeluiden, en als ik naar het hotelraam loop zie ik beneden me in het koele zonlicht de auto's voor het stoplicht van de Quai St. Michel stoppen en als gladde ijzeren dieren weer wegspringen, een paar jonge mensen steken snel achter hen over, een oude man loopt daar met het stokbrood in aanslag onder de arm, een paar boekenstalletjes aan de Seine staan al geeuwend open maar niemand kijkt er nog naar om en daar komt al weer een nieuwe golf verkeer aan, gejaagd en rustig tegelijk en het is overal ochtend, overal is de ruime, lichtende ochtend van Parijs.
Als ik voor de ingezeepte spiegel mijn gezicht scheer denk ik het nog: ik ben gelukkig. Op de onverantwoordelijke manier van kinderen, of pubers die voor het eerst een gedicht lezen, op de manier van een eerste liefde, en zolang ik hier blijf zal ik hongerig met mijn ogen moeten leven, en met mijn oren, want de zichtbaarheid van deze stad kan men horen; de gebouwen van deze stad, de monumenten die gevleugeld van pathetiek boven de pleinen staan, de steedse ruimten hier maken een zichtbaar geluid. Dit is de enige plaats die ik ken waar de vervoering niet naar vuil ondergoed, de vaderlandsliefde niet naar natte pantoffels, de heroïek niet naar burgermansdromen en bloed ruikt. Dit is de enige plaats ter wereld waar op de Champs-Élysées, op de Elyzese velden van de gesneuvelden grote glimmende bioscopen en grote modehuizen kunnen staan, waar op de vloeren van de glorieuze zevende hemel met goed fatsoen mondaine vrouwen en heren met pruilmondjes en glacées kunnen flaneren, en waar men kan aangeschoten worden door een jonge studente die voor vijf francs bundeltjes gedichten van jonge, onbegrepen dichters aansmeert, en waar op de Arc de Triomphe, de triomf van de oogverblindende, adembenemende kitsch, dat gigantisch

.


prullarium, mythologische helden kunnen vliegen op de wiekslag van versgebakken croissants. Want het is hier niet helemaal aards meer, hier is geschiedenis en literatuur een stad geworden, hier is een illusie zichtbaar geworden, en de mensen lopen daar levend tussen. En die historie en literatuur maken de mensen hier meer dan levensgroot. Een bedelaar is niet alleen maar een weggeworpen mens, hij vertegenwoordigt hier iets van de tragiek, van het verheven menselijk lot, dat inderdaad op vodden kan uitlopen, in iedere bedelaar schuilt een Job. Zelfs de geringste dichter vertegenwoordigt hier de poëzie, het grootste warhoofd een kunstenaar, als hij in hemelsnaam maar een baard heeft, of iets moois in de ogen, en zich als het even kan bij de Seine ophoudt, bij de boekenstalletjes aan de Rive Gauche. En nergens is de jeugd zo inhalig en jong als hier. Hier is het mensdom een ietsje boven zichzelf uitgetild, zoals ze dat ook is op de foto's van de World Press Photo.
Het is een onware, maar grootse manier van zien waarin de mens een lot vervult, ergens om leeft, al is het alleen maar om de klinkende schoonheid van de stad. Dit is, ik weet het aldoor, de visie van de toerist, van de vreemdeling, die in Parijs het ongewone ziet. Het is de visie die op Montparnasse verdicht is in de misselijke pittoreske stadsgezichtjes van een souvenirs kliederende artistieke onderwereld, die ten gerieve van de vreemdelingen de kunstenaar uithangt. Maar wat dan nog. Ik ben gelukkig met die visie, ik vind hem verheven terug bij Verlaine, bij Apollinaire. Sous le pont Mirabeau coule la Seine... denk ik als ik over Pont Mirabeau hang en in het snel stromende water kijk, waarom zou de Seine ook niet stromen, maar ik ben gelukkig met die gedachte, want wie jong is kan in die lichte onaardse romantiek geloven, en wie als vreemdeling Parijs aandoet wordt weer jong.
Dat is het geheim van Parijs. Dat vind ik tenminste het geheim van Parijs, het Parijs van de toerist, en ik ben daar belachelijk en gelukkig mee.