Peter Berger       allemense - stukjes van Peter Berger


          Inhoud                                                                                                 

       


Mannetje


Het was een smal straatje. En de etalage van de speelgoedwinkel, met al die poppen en die autootjes en in het rond ritselende treinen stond daar zo overweldigend te stralen, dat het grote moeite zou kosten om hem dáárlangs te krijgen.
Dat lukte ook niet.
Toen hij dit alles zag, bleef hij stokstijf staan, en vol ontzag liet hij een kogelrond "O" aan zijn mondje ontsnappen. Overdonderd liet hij zijn ogen rondgaan. Hij keek niet, maar at er mee. Overal was weer wat anders te zien, kijk daar, een sabeltje, en daar een hijskraan, en een vuurtoren daar. De namen wist hij nog niet, maar het blonk, en zijn ogen blonken terug.
Kom je weer mee, vroeg mijn vrouw. Maar hij hoorde het niet eens. Hij zat aan die beproeving voor kleine, tweejarige Antoniusjes vastgekleefd. Hij was opgegaan in bewondering. Kom nu, herhaalde mijn vrouw. Een verdroomd hoofdschudden was het enige antwoord.
Ik trok eens aan zijn armpje. Maar zijn zieltje bleef aan al dat speelgoed vastplakken. Het zou scheuren of omkopen worden. Vooruit, zei ik daarom tegen mijn vrouw. Laten we hem dan maar een klein dingetje geven, iets heel goedkoops. In de overvolle winkel rees het probleem wat. Een toetertje voor zijn step? Een toeter hadden ze niet. Inmiddels had ik op een rek een aantal revolvertjes zien liggen. Ik beken het met schaamte, maar ik héb wat met revolvertjes. In werkelijkheid niet.
In militaire dienst waren mijn oefeningen met dit fatale instrument zo bedroevend, dat de instructeurs doodsangsten uitstonden als ik zo'n ding al ter hand nam. Ze zouden niet vreemd opgekeken hebben wanneer de kogels aan de achterzijde het wapen zouden verlaten. En met schijfschieten is nimmer ontdekt waarop ik precies gericht heb. Sporen van treffers zijn nooit gevonden.

.


Ik hield ook niet van die zware, naar kruitslijm en moord stinkende voorwerpen, die stukken verraderlijk metaal. Maar zodra ze van speelgoed worden, die revolvers en pistolen, dan gaat mijn kinderlijk jongenshart er weer helemaal naar uit. Dan vind ik ze weer geweldig.
Terwijl mijn zoontje naar onschuldiger plastic was doorgedrenteld, nam ik dus steels zo'n speelgoedrevolver in de hand. Dat kon niet anders. Deze was volmaakt. Zo iets had ik nog nooit gezien. Helemaal op schaal gemaakt, een Colt met een magazijn dat echt kon roteren, en naar buiten draaien om geladen te worden. Iets geweldigs van natuurgetrouwheid.
En terwijl ik die ronde kolf in mijn hand liet rusten, wat weer dat vertrouwde jongensgevoel van macht over leven en dood gaf, riep ik vol enthousiasme naar mijn vrouw, kijk eens, laten we hem dit revolvertje geven. Hij is net echt. Ben je nou gek, was haar duidelijk antwoord. Maar wat dan wel?
"En dit," informeerde mijn vrouw. "Dit is leuk."
Ze hield een plastic zaklantaarn in de hand. "Is dit niets voor hem? Als hij bang is in het donker, kan hij hem aansteken. Het is nog pedagogisch ook." Nu had ik een zwak vermoeden dat we toch al geen pedagogische meesterzetten aan het doen waren, maar goed. Het was een mooie lamp, een lange staaf, waaruit rood, geel, groen, blauw en oranje licht kon komen.
Hij mocht het meteen hebben.
En nauwelijks waren we de winkel uit, of hij rende de stoep langs. Zijn ruggetje zorgelijk van dapperheid. Intussen zwaaide hij met zijn zaklamp, en richtte zijn pedagogisch stukje speelgoed in hoeken van portieken, op deuren en op mensen, en schreeuwde zo hard hij kon pang, pang, pang. Net echt.