Mannetje
Het was een
smal straatje. En de etalage van de speelgoedwinkel, met al die
poppen en die autootjes en in het rond ritselende treinen stond
daar zo overweldigend te stralen, dat het grote moeite zou kosten
om hem dáárlangs te krijgen.
Dat lukte ook niet.
Toen hij dit alles zag, bleef hij stokstijf staan, en vol ontzag
liet hij een kogelrond "O" aan zijn mondje ontsnappen. Overdonderd
liet hij zijn ogen rondgaan. Hij keek niet, maar at er mee. Overal
was weer wat anders te zien, kijk daar, een sabeltje, en daar
een hijskraan, en een vuurtoren daar. De namen wist hij nog niet,
maar het blonk, en zijn ogen blonken terug.
Kom je weer mee, vroeg mijn vrouw. Maar hij hoorde het niet eens.
Hij zat aan die beproeving voor kleine, tweejarige Antoniusjes
vastgekleefd. Hij was opgegaan in bewondering. Kom nu, herhaalde
mijn vrouw. Een verdroomd hoofdschudden was het enige antwoord.
Ik trok eens aan zijn armpje. Maar zijn zieltje bleef aan al dat
speelgoed vastplakken. Het zou scheuren of omkopen worden. Vooruit,
zei ik daarom tegen mijn vrouw. Laten we hem dan maar een klein
dingetje geven, iets heel goedkoops. In de overvolle winkel rees
het probleem wat. Een toetertje voor zijn step? Een toeter hadden
ze niet. Inmiddels had ik op een rek een aantal revolvertjes zien
liggen. Ik beken het met schaamte, maar ik héb wat met revolvertjes.
In werkelijkheid niet.
In militaire dienst waren mijn oefeningen met dit fatale instrument
zo bedroevend, dat de instructeurs doodsangsten uitstonden als
ik zo'n ding al ter hand nam. Ze zouden niet vreemd opgekeken
hebben wanneer de kogels aan de achterzijde het wapen zouden verlaten.
En met schijfschieten is nimmer ontdekt waarop ik precies gericht
heb. Sporen van treffers zijn nooit gevonden.
|
|
.
Ik hield ook
niet van die zware, naar kruitslijm en moord stinkende voorwerpen,
die stukken verraderlijk metaal. Maar zodra ze van speelgoed worden,
die revolvers en pistolen, dan gaat mijn kinderlijk jongenshart
er weer helemaal naar uit. Dan vind ik ze weer geweldig.
Terwijl mijn zoontje naar onschuldiger plastic was doorgedrenteld,
nam ik dus steels zo'n speelgoedrevolver in de hand. Dat kon niet
anders. Deze was volmaakt. Zo iets had ik nog nooit gezien. Helemaal
op schaal gemaakt, een Colt met een magazijn dat echt kon roteren,
en naar buiten draaien om geladen te worden. Iets geweldigs van
natuurgetrouwheid.
En terwijl ik die ronde kolf in mijn hand liet rusten, wat weer
dat vertrouwde jongensgevoel van macht over leven en dood gaf, riep
ik vol enthousiasme naar mijn vrouw, kijk eens, laten we hem dit
revolvertje geven. Hij is net echt. Ben je nou gek, was haar duidelijk
antwoord. Maar wat dan wel?
"En dit," informeerde mijn vrouw. "Dit is leuk."
Ze hield een plastic zaklantaarn in de hand. "Is dit niets voor
hem? Als hij bang is in het donker, kan hij hem aansteken. Het is
nog pedagogisch ook." Nu had ik een zwak vermoeden dat we toch al
geen pedagogische meesterzetten aan het doen waren, maar goed. Het
was een mooie lamp, een lange staaf, waaruit rood, geel, groen,
blauw en oranje licht kon komen.
Hij mocht het meteen hebben.
En nauwelijks waren we de winkel uit, of hij rende de stoep langs.
Zijn ruggetje zorgelijk van dapperheid. Intussen zwaaide hij met
zijn zaklamp, en richtte zijn pedagogisch stukje speelgoed in hoeken
van portieken, op deuren en op mensen, en schreeuwde zo hard hij
kon pang, pang, pang. Net echt.
|