Peter Berger       allemense - stukjes van Peter Berger


          Inhoud                                                                                                 

       


Jeroen


's-Hertogenbosch is druk of er een archaïsche volkstelling woedde. De hotels zijn overvol. In de restaurants zitten mannen en vrouwen aan zware maaltijden te eten, terwijl een strijkje sfeer veroorzaakt. Overal in de straten van het centrum lopen mensen in een opgewonden maar toch gedempte feeststemming. 's-Hertogenbosch heeft zich gevonden. Het zou ook een kermis kunnen zijn. Een vreemde kermis, vol middeleeuws gespook in de hedendaagsheid. Maar in het midden staat een vermakelijkheid die niet van deze wereld is: het helse paradijs van Jeroen Bosch. Het is een visionair rad van avontuur vol garnaalblote duivels die uit eieren kruipen, vismannen en voorgeboortelijke trompetgekken, buikhoofdigen, bedelaars, lammen, kikvliesvogels uit het water aan land scharrelend, zielsdunne luchtschepen, en die onsterfelijk verdrietige Christus met zijn behuilde gezichtje, die zijn kruis voortzeult tussen schijnheiligen, roddelaars en bekkesnijers.
En midden in die hekseketel heeft Jeroen Bosch maar één mens geschilderd, die niet verdoemd, geschonden of verworpen is. Dat is Christofoor. Christofoor, een oude man, die fragiel maar bloeiend van eerbied het kind over het water draagt.

Het is dan wel even gek om weer buiten te staan. Als ik de tentoonstelling verlaat, is het licht op de markt al aan. Lange snoeren lampjes slingeren met een feestelijke bedoeling van paal tot paal. De sfeer van diabolie hangt nog op het plein, maar het is aards geworden, goede waar van detailhandel en middenstand. Het is druk, in alle talen, er wordt gekocht, gegeten, geboemeld. Een oude zatlap loopt te mompelen tegen zijn gebakken vis, twee mannen staan in een lachstuip bij een dood konijn dat ze uit een zak hebben verloren. Het gaat goed, het gaat goed met Den Bosch.
En kijk ereis, om de nek van het beeld van Jeroen Bosch, dat in brons naar een oud portret nagemodderd is, hangt een grote bloemenkrans. Verlepte roze en donkerrode bloemen, anjers zo te zien. De grote Jeroen staat er bij als een artistieke wielrenner op een erepodium. Temidden van de erelichtjes. Op zijn vogelbek een tevreden en schamper lachje.
Een goede hel behoeft geen krans.

War-game


"De wereldvoorraad aan thermonucleaire wapenen staat nu ongeveer gelijk met twintig ton hoog explosieve stoffen voor elke man, elke vrouwen elk kind op aarde. Deze voorraad groeit nog gestaag.
In stilte."
Citaat uit de film The War-game van Peter Watkins. Ik heb deze film gezien. En na afloop ben ik even bij de uitgang blijven staan, en ik heb naar de mensen gekeken, die naar buiten kwamen. Ze zagen er uit, zoals ik voelde dat ik er uit zag. Bijna als marionetten, of als slaapwandelaars, niets ziende met open ogen, liepen ze weg tussen de levenden. Tussen de levenden, schrijf ik onwillekeurig, want het was of zij al dood waren. Later liepen de oude dametjes die ik ook naar buiten had zien komen achter me op het zebrapad. Het waren dametjes uit de provincie die een dagje uit waren, en de cineac hadden aangedaan. Ze hadden die hel daarbinnen niet helemaal meer begrepen, maar om de stemming van hun dagje uit niet te laten bederven probeerden ze zo veel mogelijk te lachen. Het klonk erger dan huilen, dat eenzame bange gelach van die oude dametjes in de volle stad.
Ik herinner me in de tram met een soort verbazing naar de ontspannen, zich makkelijk in lachen en praten plooiende gezichten van mijn medepassagiers gekeken te hebben. Ik had het gevoel of ik ijzel op mijn gezicht had. Ik wilde nog maar één ding, naar huis. En toen ik thuis kwam, voelde ik voor het eerst wat. Ik kan het liefde noemen, maar het leek meer op medelijden. Op een zacht en vergeefs medelijden. .