Peter Berger       allemense - stukjes van Peter Berger


          Inhoud                                                                                                 

       


Herinnering aan een eredienst


Ach, de Dienst en ik hebben het nooit goed kunnen vinden. Nadat ik op een middelbare school verloren was geraakt tussen duizenden jaren imposant dode talen, en als wereldvreemde gediplomeerd, werd ik ineens in actieve dienst opgeroepen. Wist ik veel. Liep in een kazerne te Vught enige maanden met groene Rijkseigendommen behangen verbijsterd rond. Willigde op ontelbare binnenplaatsen en oefenterreinen de bevelen van superieuren in, keek tegen de nekken van tientallen jongens voor me, liet geweren op winderige schietbanen afgaan, stak bajonetten in strobalen. Bij dat laatste moest je dan spelen dat je in een vijand prikte. En daar een dapper geluidje bij maken.
Ach. ja.
Ik had daar niet zoveel gevoel voor, en bij de parate troepen verkeerde ik in een soort organieke ontbinding. Op bevel geeft acht in de houding gesprongen druppelden de knopen van mijn uniform als kaarsvet van een kerstboom. Maar krampachtig heb ik de humus van mijn militaire winkel tot het einde toe bij elkaar gehouden. Nee, ik zag het niet zo.
Maar het ergste was, dat je als soldaat langzaam moest verminderen. Het was een soort griep die in je gevoel ging zitten. Als je uren op wacht stond bij een leeg bakstenen munitiehuisje, of je met je neus op de grond lag, maar vooral als je parades instudeerde voelde je je afnemen. Langzaam maar zeker werd je geestelijk dunner. Familierelaties en die andere relaties waar geestelijke verzorgers steeds op een fluistertoontje doch vrijmoedig over spreken, vernevelden. Het werden geringe denkbeelden die gemakkelijk in een brief konden. En daar gaat het om. Niet om de wapenhandel, of de conditie. Nee, om de mentale training. Dienst is een vorm van wegdenken. De officier moet mensen tot manschappen wegdenken, de soldaat moet zijn verwanten leren wegdenken tot een dierbare abstractie in zijn achterhoofd en hij moet ten slotte zich zelf leren wegdenken. Hij moet zó niemand worden, dat hij zonder protest en zonder verwondering kan sterven.
Zelfs al zou het per ongeluk zijn.

.